SURF organiseert de Daphne Riksen Schrijfprijs om te stimuleren dat er beter over techniek, innovatie en onderwijs wordt geschreven. De uitslag van de editie van 2020 is bekend.
Winnaars Daphne Riksen Schrijfprijs 2020
De jury heeft alle 9 inzenders van de Daphne Riksen Schrijfprijs 2020 gelijk beloond. De juryleden kwamen tot een besluit dat recht doet aan alle inzenders. Ze waren het erover eens dat de verhalen allemaal ervaringsverhalen zijn; ‘berichten van het front’. Daarmee geven zij een mooie inkijk in het werk van docenten in de tijden van corona.
De 9 inzendingen zijn in alfabetische volgorde geplaatst, op achternaam.
‘Wat heb je daar?’
‘Niks meneer.’
‘Doe dat dan weg.’
(Jules Deelder)
Wat deed jij vroeger stiekem tijdens de les? Snoepen (of erger, kauwgom kauwen), tekeningen maken in je schrift, verliefd naar buiten staren? Waar je ook mee bezig was, een goede docent wist feilloos uitgerekend jou de beurt te geven op het moment dat jij even elders was met je gedachten. Maar hoe blijven we in coronatijd bij de les?
Ik herinner me een maandagmorgen in 2020, 9:10 uur. In de badkamer naast mijn werkkamer klinkt plotseling zeer luide muziek: mijn dochter (15) staat onder de douche. ‘Dit klopt niet’, denk ik, ‘ze had toch les om 9 uur?’ Ik moet het helaas even laten gaan, aangezien ik zelf op dit moment online college geef en ik de aanwezigheid van mijn eigen studenten check. Ik noem één voor één de namen en vraag studenten hun camera aan te zetten. Als iemand nog niet aanwezig is, vraag ik of één van de anderen er een telefoontje aan wil wagen. Ondertussen app ik snel mijn dochter: ‘Goedemorgen lieverd, je had toch les om 9 uur?!’ Een student meldt wifiproblemen bij een klasgenoot, die bij zijn ouders Drenthe zit. We zoeken naar een mogelijkheid om de student in kwestie vandaag toch nog binnenboord te krijgen. Een extra uitdaging in coronatijd: hoe komen we bij de les? Als ik na een kwartier ook de laatste laatkomers heb verwelkomd, maak ik een grapje over het sociaal dilemma: als één iemand nog even lekker tien minuten de tijd neemt om koffie te halen, is dat geen enkel probleem, maar als iedereen besluit dat het fijner is de presentielijst te skippen, lukt het nooit om de les op tijd te beginnen. Van het sociaal dilemma stap ik over op sociale normen. Ik stuur studenten vandaag naar buiten: maak een wandeling in je omgeving en kom over een uurtje terug met foto’s die illustreren hoe mensen elkaar beïnvloeden. Aan het begin van hun wandeling kunnen ze de podcast beluisteren die we speciaal voor hen over dit onderwerp hebben gemaakt.
Ondertussen hang ik de was op en stuur ik een moederlijke mail aan mijn afwezige studenten: ‘We hebben je vanmorgen gemist, hopelijk niets ernstigs?’ Ik zie dat mijn dochter heeft geappt: ‘De les was na 10 minuten klaar. Ik ben naar buiten.’ Aha, wel bij de les gekomen, niet gebleven. Wat zou ze geleerd hebben?
Mijn studenten lijken gelukkig buiten wel wat geleerd te hebben. Tegen half 11 zie ik fraaie foto’s in de chat verschijnen. Eén student blijkt te wonen in het centrum van Rotterdam en post een foto van een muurgedicht van Jules Deelder:
De omgeving
van de mens
is de medemens
Een prachtig bruggetje naar het volgende onderdeel van de les: het digitale koffiemoment in subkanalen. Studenten krijgen de opdracht te bespreken wat dit gedicht voor hen betekent en welke begrippen uit de theorie ze hieraan kunnen koppelen. Als ze vastlopen, mogen ze me bellen. Eén van de collega’s met wie ik tijdens corona wandel, vertelde me dat hij zijn studenten aan het werk zet en vervolgens koffie gaat drinken bij zijn moeder. Dat gaat mij net wat te ver, maar ik neem nu wel even een momentje voor mezelf. Wat heeft het gedicht mij te zeggen? Genietend van mijn verse gemberthee met citroen realiseer me ineens: ik mis mijn medemens! Heel erg. Zo erg zelfs dat ik mijn pauze benut om een profiel aan te maken op een datingsite: op zoek naar mijn eigen medemens.
Het laatste gedeelte van de ochtend bespreken we de theorie en de ervaringen van studenten. De wandeling hebben ze zeer gewaardeerd, mijn uitleg ook, maar vooral het gesprek met elkaar was waardevol. Ze missen elkaar, ze missen de klas en het is onduidelijk hoe lang dit nog gaat duren. Eén student verwoordt het treffend: ‘Corona voelt als een bom die op de samenleving is gedropt, alles ligt stil en het onderwijs is niet meer wat het was. Studenten zitten opgesloten op hun kamer, toetsen gaan niet door, online colleges zijn dodelijk saai, docenten zijn overbelast en je kunt nergens meer een vraag stellen.’ Ik herken het beeld en probeer er een positieve draai aan te geven. ‘Weet iemand wat men over Jules Deelder zij toen hij in 2019 overleed?’, vraag ik. Studenten blijven, uiteraard, het antwoord schuldig. ‘Hij leerde Rotterdammers van hun stad te houden, ook al was deze verwoest. Deelder liet zijn stad te pas en te onpas weten dat met een kunsthart ook te leven is. Zou dit ook voor ons onderwijs kunnen gelden?’
Diezelfde avond vertelt mijn dochter verontwaardigd dat ze vandaag een boete heeft gekregen, voor bellen op de fiets: €47,50 plus €9 administratiekosten! ‘Dat is veel geld, mam, dat kan ik zelf niet betalen.’ Zo’n 2000 jaar geleden zei de wijsgeer Seneca het al: ‘Non scholae, sed vitae discimus.’ Je hoeft niet op school te zitten om iets te leren.
Vlak voor ik ga slapen, zie ik dat ik een match heb op de datingsite. We maken een afspraak, zaterdag in Rotterdam. Ik ben er nooit geweest. Hij is er geboren en getogen. Trots op zijn stad. In 1940 was er slechts een kwartier voor nodig om de oude binnenstad volledig te verwoesten. Nu, 80 jaar later, loop ik langs immense panden en ben ik onder de indruk van de kracht van de stad, met toch de charme van hier en daar een oud gebouw. Er wordt nog steeds gebouwd, geleefd, gestreefd. ‘Kijk’, wijst mijn nieuwe medemens, ‘daar komt een nieuwe toren, nog hoger dan de Euromast.’ Als Rotterdam zelfs zijn eigen Euromast durft te overtreffen, zouden wij het in ons onderwijs dan ook voorzichtig aandurven om iets nieuws te bouwen?
Mijn date vraagt hoe het nu op school gaat, is er veel veranderd door corona? Ik lach: ‘Op school wel, in het onderwijs niet. We zoeken voortdurend nieuwe antwoorden op dezelfde vragen.’ En midden in de Rotterdamse Koopgoot citeer ik dankbaar Jules Deelder:
Alles blijft
Alles gaat voorbij
Alles blijft voorbijgaan
Waar is het spontane?
Op de middelbare school was ik geen genie in economie. Mijn docent stond met goede bedoelingen voor de klas, maar de beste leraar zal ik hem niet noemen. Ik haalde het hele jaar onvoldoendes. Toen ik moest leren voor mijn eindexamen, keek ik zuchtend naar de dikke, saaie boeken waar ik uit moest leren en kwam tot de conclusie dat dat niet zou werken. Ik besloot de onderwerpen op te zoeken op you tube. Er zou toch vast wel iemand zijn die het wél duidelijk uit kon leggen? Dit bleek het beste idee van het jaar. Ook voor economie stond er uiteindelijk een mooie voldoende op mijn diploma. Ik ben dus wel bekend met het principe van online leren. Verschillende onderzoeken wijzen er zelfs op dat dit vaak effectiever is dan klassikaal. Je wordt niet afgeleid door al je medestudenten en je kunt de stof zo vaak terugluisteren als je maar wilt.
Zelf ben ik nu basisschooljuf, en online lesgeven aan een klas van bijna dertig kinderen zag ik nog niet helemaal voor me toen de scholen dichtgingen. Ik vroeg mezelf gelijk af waarom ik in het onderwijs ben gaan werken. Niet alleen om kennis over te dragen, maar ook om persoonlijkheden te zien groeien. Een band opbouwen die verder gaat dan het aanleren van een bepaald vak. Hoe kan dat in de praktijk gebracht worden via een computer?
Om de kinderen thuis op weg te helpen met hun werk, werden er filmpjes meegestuurd van de onderwerpen in de lessen. Dit waren meestal al bestaande filmpjes (niet van onszelf) omdat iedereen tegenwoordig toch al alles deelt met de wereld. Zelf heb ik ook wel voor de camera gestaan om zo’n instructie te maken. Spontaan was het niet bepaald, want het was een meesterwerk van knippen en plakken.
Normaal kan een bekwame leerkracht goed zien wie er actief meedoet met een instructie en wie niet. Er zullen altijd kinderen zijn waarbij het moeilijk is om dit voor elkaar te krijgen. Als docent speel je hierop is. De meeste kinderen werken nog omdat de juf dat van ze vraagt, niet omdat ze dat willen. Het besef dat je leert voor jezelf en niet voor anderen is bij veel kinderen nog niet aanwezig en dat is normaal. Het zijn tenslotte kinderen. Online leren op de basisschool rekent dus eigenlijk vooral op de discipline van ouders, en volwassenen zijn vaak niet meer zo buigzaam. Die hebben ook een baan en stress door alle veranderingen. Zie dan nog maar eens je kind aan het werk te krijgen. Als je niet met computers om kunt gaan of anderstalig bent, heb je het al helemaal moeilijk.
Gelukkig bestaat de web cam die live contact mogelijk maakt. Eindelijk kon ik weer gaan genieten van de persoonlijke en spontane gesprekjes met de kinderen die mijn werk zo leuk maken. Maar wat viel me op? Het was helemaal niet persoonlijk en spontaan!
Zoiets kun je niet afdwingen. Op school gooien kinderen eruit wat er op dat moment in hun hoofd opgaat, soms op de meest willekeurige momenten. Tijdens de lock down werd er een tijd en datum afgesproken om met de kinderen te videobellen. De kinderen zaten geforceerd achter een computer met vaak hun ouders in dezelfde ruimte of ook in beeld. Ik stelde standaard vragen als: Hoe gaat het met je? Hoe gaat het met je huiswerk? Vind je het leuk thuis of mis je school al?
Van ieder kind kreeg ik prachtige sociaal wenselijke antwoorden.
Een golf van opluchting ging er door me heen toen ik weer “echt” voor de klas mocht staan. Ook wel zenuwen, want in tijden van corona zou ik blootgesteld worden aan allemaal kinderen die niet altijd even hygiënisch zijn. Het aantal keer dat ik een kind heb moeten aanspreken omdat het diep met de vinger in zijn/haar neus zat te graven, is niet meer te tellen. In het begin nog halve klassen, wat heerlijk was. Eindelijk had ik het gevoel dat ik echt voor iedereen de tijd had, maar die periode duurde niet lang.
Inmiddels voelt het in de klas weer als vanouds.
Wat me wel opvalt is hoe het contact met ouders veranderd is. Ik werk op een Jenaplanschool, waar veel aandacht wordt besteed aan ouderbetrokkenheid. Elke week was er inloop zodat ouders een activiteit in de klas mee konden doen en weeksluitingen waar kinderen mochten optreden voor hun ouders en de rest van de school.
Ook kwam er regelmatig een vader of moeder bij me aan de deur voor een vraag of een mededeling. Misschien heeft het kind wel slecht geslapen en is het daardoor een beetje van de rel. Dat kan invloed hebben op zijn schoolprestaties die dag.
Zoiets zet je niet zo snel op de mail. Een mail voelt een stuk zwaarder, omdat iets dan blijkbaar belangrijk genoeg is om zwart op wit te staan. Eerlijk gezegd zou ik ook met mijn ogen rollen als ik een mail krijg dat een kind een beetje moe is, terwijl ik dat bericht in de gang heel normaal had gevonden.
De kinderen gedragen zich op school alsof er niks aan de hand is. Ze zijn nog even gelukkig en enthousiast als normaal. Ik zie ze leren en groeien, wat voor mij het meest belangrijk is. Dat is waarom ik juf ben geworden. Is het onderwijs veranderd door het virus? Niet in de klas. Daar is het spontane.
Liefde in tijden van corona
Het onderwijs en ik hebben een complexe relatie. Als een verhouding met een net te knappe man die je steeds probeert te beëindigen maar die eigenlijk nooit echt voorbij gaat. Een aantrekkingskracht die zich niet laat onderdrukken. Hierbij het relaas van onze romance.
Mijn eerste ervaring voor de klas speelde zich af in 1997. Ik was twintig en studeerde destijds Franse Taal- en Letterkunde en volgde in het verlengde daarvan de eenjarige lerarenopleiding. Het traject behelsde eveneens een lange stageperiode bij een middelbare school ergens in het noorden van Brabant. Elke dag ging ik, vergezeld door een mede-student, heen en weer naar deze enorme middelbare school om onze eerste schreden op het docentenpad te zetten. Als twintigjarige ‘les geven’ aan VWO6 bleek, zacht uitgedrukt, geen ideale combinatie. Het mondde meer dan eens uit in een totale chaos, waarbij het huilen me nader stond dan het lachen.
Maar desondanks was er een liefde geboren. Want als het eens wel lukte, daar in de slangenkuil van het derde uur Frans, was er ineens een ma-gisch moment. Het ‘eureka moment’, precies die ene seconde wanneer het kwartje valt. Wanneer je het licht ziet aangaan, er een glinstering door de ogen trekt, en kennis van de ene persoon op de andere persoon wordt overgedragen.
Aangezien een lerarenkamer gevuld met veertigers en vijftigers me weinig aantrok als jong afgestudeerde wereldburger koos ik na mijn buluitreiking een andere weg. Vijftien jaar vloog ik de wereld over als stewardess bij KLM, de onderwijscarrière ogenschijnlijk definitief achtergelaten in Brabant. Rond mijn dertigste startte ik met een tweede academische studie, rechtsgeleerdheid dit maal, terwijl ik in de weekenden de kosten bij elkaar werkte met trips naar Dubai, Toronto en Accra. Na mijn afstuderen was ik niet alleen jurist, maar ook 35 jaar, moeder van twee jonge kinderen en boven alles alleenstaand. Het leven loopt soms net anders dan je verwacht.
De draai terug naar het onderwijs kwam voort uit de aanmoediging van een hoogleraar (nogmaals dank François), die voorstelde dat ik als junior-docent les zou komen geven binnen het strafrecht onderwijs van de Universiteit Utrecht. Aangezien een tachtig-urige werkweek op de Zuidas geen optie was in combinatie met mijn dagelijkse realiteit van flesjes, luiers en peuter-tv accepteerde ik zijn aanbod. Na vijftien jaar stond ik weer voor de klas, enigszins terughoudend maar vol goede moed om deze tweede ontmoeting tot een beter einde te brengen.
Het was een hereniging waar de vonken van af spatten. De verliefdheid laaide in alle hevigheid weer op, niet alleen omdat ik nu zelf vijftien jaar ouder was, maar ook omdat het voelde als een tweede kans. Een kans om het vliegende bestaan achter me te laten, en me te richten op een nieuwe carrière waar ik zoveel meer voldoening en plezier uit haalde dan het serveren van kip of pasta. Zes jaar heb ik uiteindelijk les gegeven, in vrijwel alle strafrechtelijke vakken in de bachelor, waarbij ik me doorontwikkelde in het ontwerpen en coördineren van onderwijs, alsmede het begeleiden van afstudeerwerken en master scripties. Zes jaar als ‘junior-docent’, de benaming die gelijk aangeeft waarom onze wegen uiteindelijk toch weer scheidden.
Elke avond was ik druk met het voorbereiden van colleges, elk weekend druk met het lezen van scripties, en elke vakantie druk met het nakijken van tentamens. Uiteraard is dit niet voorbehouden aan junior-docenten, iedereen binnen het wetenschappelijk onderwijs werkt zich drie slagen in de rondte, allen uit liefde voor het vak en het onderwijs. Gezien de beperkte doorgroeimogelijkheden voor junior-docenten zonder PhD (lees: geen enkele), voelde ik me toch genoodzaakt verder te kijken, en zei mijn minnaar voor de tweede maal gedag. Ik solliciteerde bij de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit Utrecht en ging aan de slag als vakspecialist rechtsgeleerdheid. Mijn directe verbondenheid met het onderwijs was wederom beëindigd, een bitterzoete tussenconclusie.
Tot dit najaar: binnen de bibliotheek kwam een vacature vrij voor educatie specialist. Een functie gericht op de doorontwikkeling van trainingen, het ontwerpen van online trainingsmodules en het opzetten van doorlopende leerlijnen. Tijdens de hele Corona periode van 2020 was mijn liefde voor het onderwijs langzaam weer tot leven gekomen. De nieuwe situatie wakkerde een nieuw enthousiasme aan, waarin ik vanuit de bibliotheek docenten op nieuwe wijzen kon ondersteunen. Ik maakte kennisclips, hostte online Q&A’s en dacht mee over het opzetten van digital learning platforms. Het bloed ging weer stromen, het vuur ging weer aan en ik solliciteerde op de functie.
Dus op de vraag hoe Corona mijn onderwijs heeft veranderd kan ik nu antwoorden: het heeft de oude geliefden weer bijeen gebracht. Per 1 maart begin ik als educatie specialist bij de Universiteitsbibliotheek, en deze keer laat ik de knappe minnaar niet meer gaan.
Drie keer is scheepsrecht, oftewel: Honey I am home!
Afstandsonderwijs? Dichtbij-onderwijs!
Nog voordat mijn telefoonalarm piep zegt, word ik wakker en draai me nog even om. Ik denk aan de collega die pasgeleden met de meest gelukzalige glimlach en schittering in haar ogen met pensioen is gegaan. De afgelopen maanden is haar grootste droom uitgekomen; de hele wereld wilde MS Teams leren kennen en lag aan haar voeten. Dat iemand zo gelukkig kan zijn met die rotziekte is nogal grappig. Ik kijk uit het raam en het regent. Stiekem vind ik dat heerlijk, de gedachte dat ik straks mijn sloffen aan zal trekken en lekker de hele dag in mijn werkruimte beneden kan zitten genieten.
Op de bank met de eerste mok koffie check ik wat ik vandaag allemaal mag doen. De dag eindigt zoals zo vaak met het verzorgen van een workshop en ik zie dat we ruim 50 aanmeldingen hebben. Ook al komt een man of tien meestal niet opdagen, het is best een grote groep. Tussendoor maar even voor bespreken met de collega die bereid is om ff te helpen.
De dag begint met een kort overleg met mijn directeur over middelen, het is duidelijk dat we met ons team en de 8 huidige i-coaches geen 3500 docenten kunnen helpen met online didactiek. Daarna een kort overleg over de enorme vraag naar digitale apps en tools en hoe we daar als Dienst ict het best mee om kunnen gaan. Om half tien een meeting met het team van i-coaches. Wat een kanjers, ze zijn ruim een maand geleden begonnen en als ik hen hoor praten over hoe ze docententeams aan het helpen zijn, voel ik me trots. Een aantal ziet er moe uit, ze voelen zich soms een soort life-vest waar twintig man tegelijk aan trekt.
‘Laat je niet verleiden om overal ja op te zeggen, dat kan gewoon niet’, hoor ik mezelf zeggen tegen het team van i-coaches. ‘Men kan nog niet alles van je verwachten, je bent net begonnen en moet zelf ook nog veel leren, dus probeer wat te vertragen’. Terwijl ik het zeg zie ik mijn eigen gezicht in het scherm en vraag me af of ik geloofwaardig klink als ik dit zeg. Ik schiet in de lach als ik de gezichten lees, die denken hetzelfde. ‘OK, probeer in ieder geval jezelf te bewaken, als je eronderdoor schiet, is men nog verder van huis. Wat heb je nodig?’ We maken samen een plannetje, halen de druk van de ketel en iedereen gaat weer voor het eigen college aan de slag. Ik weet dat ze in de loop van de week elkaars hulp zullen vinden.
De volgende meeting is een groep opleidingsmanagers van een college in een andere uithoek. Normaal zou ik nooit zo makkelijk op een dag van Amsterdam naar Airport, Lelystad en Hilversum kunnen switchen en ik vind het heerlijk dat dat nu moeiteloos gaat. In de teams van deze managers zitten nog veel docenten die grote moeite hebben met het online lesgeven en we bespreken hoe zij met hun i-coach en onderwijskundigen samen, per doelgroep de vaardigheid zouden kunnen opbouwen. De managers waarderen de instrumenten die we inmiddels hebben gemaakt en dit helpt ons om het goede gesprek te voeren over ieders rol.
Na de snelle boterham wordt het leuk, ik zie mijn collega adviseurs, projectleiders en technovators uit het hele land bijna tegelijk oppoppen. Zo’n beetje alle grote instellingen in Nederland werken sinds corona nauwer samen dan ooit. We werken allemaal op hetzelfde snijvlak van onderwijsvernieuwing, technologie en docentprofessionalisering en hun leven ziet er hetzelfde uit als dat van mij. Het onderwerp is het landelijk delen en hergebruiken van digitale les- en professionaliseringsmaterialen. Er is veel humor, we begrijpen elkaar goed en zien overal dezelfde bewegingen. Hebben jullie een beleidsstuk over die camera’s? Hoe doen jullie dat met die tool-aanvragen? Kun jij bij ons die workshop geven? Ook tussendoor appen we elkaar, soms gewoon een grappige belevenis of een mooi artikel, andere keren met een snelle hulpvraag. Ik zie deze collega’s tegenwoordig bijna wekelijks ongeacht of ze in Emmen of Limburg werken. ‘Heeft een van jullie een stuk over de volwassenheid van digitale leeromgevingen?’, vraag ik. ‘Nee maar dat heeft Ralf of Judith vast wel! Oh dat is mooi, die spreek ik morgen toch’.
Even tijd voor de chat. Een docent die videosoftware nodig heeft. Een docent die een deel van haar tekst kwijt is. Of nee toch niet. Of ja, toch wel, een video is weg. Oh nee, dat was gewoon de verkeerde. Een collega met een AVG-vraag. Twee afspraken die verzet moeten worden. Een directeur die wil sparren over de digitale transformatie. En de vraag om een advies over het om-en-om model. En of ik nog iets kan vertellen over de voor- en nadelen van proctoring?
Nu de workshop. Ik tel 43 docenten en ben blij dat mijn collega er is om de chat af te vangen en deelnemers op te vangen voor wie het tempo te hoog blijkt. Omdat iedereen moet meedenken en voorbeelden geeft uit de eigen praktijk is de interactiviteit hoog. De docenten zijn dankbaar en blij dat ze zoveel geleerd hebben en zoveel tips gekregen hebben, maar ik weet dat we er nog lang niet zijn, een groot deel zullen we komende maanden nog regelmatig terugzien in workshops en ik broed op een sterkere vorm van nazorg. Maar dat komt allemaal nog wel.
Ik plof neer op de bank en begin met het lezen van de chatjes van mijn team-collega’s over hun dag. We kletsen zo nog lekker in kleine groepjes over de belevenissen en grappige voorvallen. Soms openen we toch maar een call om elkaar nog even te zien. Er zit een berichtje tussen van mijn collega Rik: ‘Hey Pascal schrijf ff een stukje, we kunnen € 500,00 verdienen voor een stapel bitterballen als we elkaar weer zien!’. Ik klik op het bericht. ‘Ze vragen een essay over hoe het onderwijs is veranderd’, chat ik terug. ‘Ik schrijf geen essays, ik blog maar wat’. ‘Misschien is dat ook veranderd’, chat hij terug.
Hoger onderwijs na corona
Een interview met Evi
Corona heeft zeker impact op ons onderwijs nu, maar zorgt het ook voor een blijvende verandering? Om antwoord te geven op deze vraag kijken we via een fictief interview in december 2024, door de ogen van Evi de Bruijn.
Kun je kort iets over jezelf vertellen Evi?
‘Ja, natuurlijk. Ik ben Evi, 19 jaar oud en ik zit nu in het tweede jaar van mijn studie aan het hbo. Ik studeer Logopedie. Best een pittige opleiding, maar echt ontzettend leuk. Daarnaast heb ik een bijbaantje in een dierenspeciaalzaak en om fit te blijven doe ik aan bootcamp.’
Hoe ziet een typische week van jouw opleiding eruit?
‘Ik kijk even in de agenda op mijn telefoon. Afgelopen week had ik op maandag, woensdag en donderdag colleges op de campus. Op vrijdagochtend had ik een gastcollege van een hele interessante mevrouw die in de revalidatie werkt, maar dat was een online college. Verder ben ik natuurlijk nog bezig geweest met zelfstudie en opdrachten.’
Wat doe je precies tijdens die colleges op de campus?
‘Dat verschilt. We doen veel praktische dingen, zoals logopedische vaardigheden oefenen, maar krijgen ook uitleg over de wat lastigere theorie. Daarnaast kunnen we op de campus aan de slag met groepsopdrachten, maar dat doe ik liever in onze online omgeving.’
Wat is dat, die online omgeving?
‘Voor onze opleiding hebben we een soort digitale wereld. Als je bij de opleiding komt wordt je daar ook lid van. Je maakt een avatar aan en kun echt rondlopen. Mensen die je tegenkomt kun je aanspreken via je webcam en microfoon, dus je ziet elkaar dan ook echt. Voor studiegroepjes hebben we aparte ruimtes waar je met elkaar aan de slag kunt. Maar je kunt ook in de bieb zitten als je thuis wilt studeren, maar toch wat contact wilt tussendoor of makkelijk even een vraag aan een studiegenootje wilt kunnen stellen. Ouderejaars zitten ook in die omgeving, dus dat is echt handig.’
Je zei dat je ook een online college had, is dat ook in die omgeving?
‘Ja, een soort van. We hebben een digitale leeromgeving en daarbinnen kun je verschillende dingen doen. Je kunt via deze omgeving naar de digitale wereld waar ik het net over had, maar je kunt ook naar de online modules. Elk leereenheid, een soort vak, heeft een online module. Die online module is eigenlijk het startpunt voor alles wat je voor de leereenheid moet doen. Via de module kan ik bijvoorbeeld zien welke campus colleges ik heb en wat ik daarvoor moet voorbereiden en inleveren. Verder kan ik via de module deelnemen aan de online colleges en zit in de module een forum waarmee we ook tussendoor uitwisselen over de lesstof. Ow, en niet te vergeten, ik kan via de module aan de slag met de online zelfstudie.’
Wat moet ik mij voorstellen bij online zelfstudie?
‘In de online zelfstudie wordt de basis behandeld van wat je moet weten en kunnen. Theorie wordt bijvoorbeeld behandeld met kennisclips, korte stukjes tekst, interactieve slides en aanklikbare afbeeldingen. Het is soms best pittig om doorheen te werken, maar door de afwisseling en boeiende casussen is het wel te doen. Volgens mijn moeder moest zij vroeger heel veel boeken en artikelen lezen, dan is dit denk ik wel beter. Als ik mezelf echt moeilijk kan motiveren ga ik in de bieb van onze digitale wereld zitten wanneer ik mijn zelfstudie doorloop. Dan zie ik ook anderen bezig zijn en dat motiveert wel.’
Hoef je helemaal geen artikelen en boeken meer te lezen?
‘Haha, wat dat maar waar. Nee hoor, er zitten ook leesopdrachten in de online zelfstudie. Wel met richtvragen erbij of gevolgd door een korte quiz, zodat je met een bepaald doel aan de slag gaat met zo’n artikel of hoofdstuk.’
Als je in die online zelfstudie de basis al leert, zijn die colleges op de campus dan nog wel nodig?
‘Dat verschilt eigenlijk per college en denk ik ook per persoon. De colleges waarin we logopedische vaardigheden oefenen zijn voor mij echt essentieel en voor al mijn studiegenoten denk ik ook. Sommige dingen moet je echt doen en ervaren om ze goed onder de knie te krijgen. De campus colleges waarin dieper wordt ingegaan op lastige theorie zijn voor mij ook echt onmisbaar. Bepaalde theorie is heel lastig en voor mij werkt het dan goed om hier op de campus met de docent en andere studenten dieper in te duiken. Ik kan dan gewoonweg beter mijn aandacht erbij houden en het lijkt dan ook beter binnen te komen. Als je echt de discipline hebt zou je het ook zonder die colleges kunnen doen, door de verdiepende artikelen en hoofdstukken door te lezen en via het forum je vragen te stellen. Een studiegenoot van mij doet dit, omdat zij een dochtertje heeft en die manier van studeren biedt haar meer flexibiliteit. Ze komt uiteraard wel naar de colleges waarin we echt vaardigheden oefenen.’
Als afsluiting een laatste vraag, wat vind je het leukst aan je opleiding?
‘De inhoud vind ik natuurlijk ontzettend interessant, anders had ik niet voor Logopedie gekozen. Toch vind ik het sociale gedeelte denk ik het leukst. De opleiding doe je echt samen. Je ziet je studiegenoten en docenten zowel op de campus als in de digitale wereld. Ook wissel je veel uit via de forums en dus sta je altijd in contact met elkaar. Er is ook altijd wel iemand online waar je met je vraag terecht kunt. Ik heb echt het gevoel dat ik deel ben van een grote gemeenschap en dat motiveert mij enorm om mijn energie in de opleiding te steken.’
Tot zover dit kijkje in de toekomst door de ogen van Evi. Als we de ontwikkelingen van nu vasthouden en verder vormgeven, denk ik dat we op korte termijn onze studenten nog beter kunnen ondersteunen in hun leerproces. Juist door optimaal gebruik te maken van de online en face-to-face mogelijkheden.
Wij eisen fysiek onderwijs nu!
Het is het voorecht van de jeugd. Te denken dat er simpele oplossingen zijn. En te denken dat jouw mening de belangrijkste is. Ik zie foto’s in de kranten van studenten die demonstreren voor meer onderwijs op locatie. Ze vinden dat de onderwijsinstellingen gewoon wat creatiever moeten zijn in het zoeken van alternatieve collegezalen. Zoals ik al zei: het voorrecht van de jeugd.
De redenen die ze opgeven voor hun verlangen naar fysieke les zijn divers. Een vraag stellen in een virtuele klas, waar iedereen je kan lezen of horen, vinden veel studenten spannend. Liever zouden ze hun vragen in de pauze stellen, anoniem voor hun medestudenten. Een discussie voeren via een scherm gaat moeizaam. Routine vasthouden als je het alleen moet doen, valt niet mee. Een docent in een klas is levendiger dan een docent op een filmpje en dus gemakkelijker om je op te concentreren. En ik geef ze helemaal gelijk, behalve misschien wat betreft dat vragen stellen. Ik vind het zelf lastiger lesgeven als ik de gezichten niet zie en niet weet hoe ik overkom. Ik mis de gesprekjes met collega’s over die ene student, over een aanpassing in het lesmateriaal of over kuren van bepaalde software. Zonder onze onderlinge contacten gebeuren sommige dingen dubbel, of ze gebeuren juist niet.
Datzelfde ervaren natuurlijk ook de studenten. De contacten onderling tussen de lessen door zijn essentieel voor hun welbevinden, maar ook voor het leerproces. Veel studenten vinden het bijvoorbeeld een opluchting van anderen te horen dat zij ook moeite hebben met bepaalde stof. En een van mijn studenten kwam er pas na drie weken online cursus achter dat er op maandag vragenuren waren. Dit ondanks dat het natuurlijk in het eerste (online) college was besproken, in het schema in de leeromgeving stond en op het elektronische rooster stond. Als hij naar een college op locatie was gekomen, dan had hij waarschijnlijk sneller doorgehad dat er vragenuren waren. Maar ik zeg ‘als’, want een aardig percentage studenten kiest er in normale tijden voor om zelden naar college te komen.
En dan komen de evaluaties van de online-lessen binnen. Hierin blijken de weblectures een hit. Veel meer studenten noemen die positief dan negatief. Je kunt ze namelijk stopzetten, je kunt ze versnellen en vooral, je kunt ze ook om 2 uur ’s nachts bekijken in plaats van om half negen ’s ochtends.
En ook al willen veel studenten graag weer onderwijs op locatie, veel willen dat niet onder deze omstandigheden. We bieden in onze cursussen aan Universiteit Wageningen studenten de keuze om hun tentamen op campus te doen of online met proctoring. We begrijpen namelijk best dat studenten de proctoring een inbreuk vinden op hun privacy of dat ze bang zijn voor een wifistoring of dat ze schrijven prettiger vinden dan typen. Maar dan kiest zeker veertig procent er toch voor om de toets online te doen. Als redenen geven veel studenten de zorg om hun eigen gezondheid of die van huisgenoten op. Andere redenen zijn dat sommige mensen het wel lekker rustig vinden op hun eigen kamertje of dat ze niet zo vroeg op willen om op tijd de trein te halen. Hetzelfde gaat op voor fysieke lessen in coronatijd: de geboden capaciteit wordt lang niet altijd gebruikt door de studenten. Nog afgezien dus van wat mogelijk is, is les op locatie - op dit moment - niet de wens van alle studenten.
Toch, ik begrijp best de emoties van die demonstrerende jonge mensen. Maar als anderen op hoge toon hun eisen gaan herhalen, mensen die de voorrechten van de jeugd al lang niet meer genieten, dan raakt mijn inmiddels wat geërodeerde geduld snel op.
Maak jouw fouten, voordat de fouten jou maken!
Allemaal klagende docenten en studenten, want Corona zet zogenaamd het onderwijs op z'n kop. Van alles wordt verzonnen om het Coronaproof te maken, van aangepaste oefenopdrachten tot en met uiterst ingewikkelde en tijdrovende constructies om toetsen af te kunnen nemen. Het lijkt wel een complot en iedereen gaat er in mee, ze surfen mee. Maar zo enorm verandert het onderwijs toch niet door Corona?
Zoals altijd kan ik gewoon de theorie behandelen, maar nu digitaal in alle rust. Geen studenten die als storend subclubje mij het lesgeven onmogelijk maken. Is er zowaar geroezemoes dan hoef ik slechts op de muteknop te klikken. Wel een rare gewaarwording trouwens om praktijkvoorbeelden te kunnen geven zonder onderbroken te worden. Ook kan ik nog steeds subgroepen met een werkopdracht aan de slag zetten. Ik kan dan zelfs even bij hen langs komen en als het ware over hun schouder meekijken hoe ver ze zijn, maar dan zonder dat ze ruiken dat ik gisteren een maaltijd met flink veel knoflook heb verorberd. En naar allerlei werkruimtes lopen om subgroepen terug te roepen voor het klassikale gedeelte is er niet meer bij. Gewoon een knopje aanklikken. Hoe kunnen de collega's het online lesgeven nou als zo vermoeiend ervaren? Vooral diegenen die op vele tientallen kilometers afstand van school wonen en dan vaak in de file staan, houden nu toch juist veel tijd over?
Complotdenken, meer is het niet. Het zit allemaal in de hoofden van de mensen. Corona verandert niet het onderwijs, het verandert de mensen! Immers, hoe vaak legde ik tijdens een online les niet tevergeefs een vraag voor aan een student? "Hallo? Astrid? Ben je er?" Stilte. Was haar verbinding het probleem? Niets wat erop wees want ook via de chatfunctie kwam er geen reactie. Niemand die het wist. Geen sociale controlemechanismen tussen de onzichtbaren, althans niet direct zicht- of hoorbaar. Slechts de onaangename digitale weerspiegeling van mijzelf; huh, kom ik zó over?
Bij de hogerejaars studenten valt het nog wel mee, maar de eerstejaars zijn echt helemaal van het padje. Ter illustratie even het volgende. Vanuit goede bedoelingen heeft mijn werkgever bedacht om eerstejaars studenten zoveel mogelijk fysiek les te geven. Binding en betrokkenheid, u kent dat wel. Alleen mag een hele klas door de Coronasituatie nu niet in één lokaal zitten, dus (over complotdenken gesproken) wat verzon men? De ene helft in een lokaal en de andere helft in een ander lokaal verderop. Nu word ik wel eens gezien als iemand met een gespleten persoonlijkheid, lichamelijk gezien ben ik echter gewoon een geheel. Dus wat doe je dan? Wel, lesgeven in het ene lokaal en de andere klashelft kijkt vanuit het andere lokaal digitaal mee. Meerwaarde in geval van een theorieles? Geen idee. Afijn, kom ik al stuntelig mondmaskertje wisselend even om de hoek kijken bij de andere klashelft om te checken hoe ver zij zijn met een subgroepopdracht. Wat blijkt? "Sorry meneer, we hebben elkaar zo lang niet gesproken." Elke keer weer. Wanneer ik als docent niet letterlijk in hun lokaal aanwezig ben, is zelfdiscipline zoek.
Tijdens online lessen blijkt eigenlijk hetzelfde. Onlangs nog vroeg ik tientallen studenten of ze het leerboek al hadden gelezen. "Eh, nee", of "Deels meneer". Wellicht dan alvast via de powerpoints gekeken welk onderwerp er aan bod komt? Idem. De video opnames van opgenomen theorielessen teruggekeken om alsnog een groepsopdracht daarover te kunnen maken? Idem. Of "Sorry, ik had het te druk gisterenavond." Waarmee dan, durf ik inmiddels niet meer te vragen.
Gelukkig blijkt door Corona dat veel opleidingen nu juist veel geld overhouden omdat er allerlei kosten zijn komen te vervallen. Denk aan het niet door gaan van excursies en bijvoorbeeld de buitenland trips in het licht van internationalisering. Ah, mooi, denk ik. Dan kan dat overhouden geld geïnvesteerd worden in aparte trainingen om vooral de eerstejaars studenten te trainen in zelfstandigheid, zelfdiscipline, en dergelijke. Mooi niet dus. De docenten krijgen allerlei trainingen: hoe om te gaan met software met ontoepasselijke benamingen zoals Teams en Collaborate. Er zijn vooral investeringen in trainingen hoe je studenten bij de les kunt houden. Binding en betrokkenheid, u kent dat wel. "Ja Van Soest, juist jij wordt geacht die training bij te wonen want uit de tevredenheidonderzoeken blijkt dat in jouw lessen een voornaam aandachtspunt." Helemaal beduusd dat niet de studenten extra hulp krijgen maar ik, volg ik online de training. Nou ja, deels dan. De training is dusdanig onaantrekkelijk dat ik merendeels zit te chatten met een collega om de laatste roddels, in deze periode trouwens niet erg veel, uit te wisselen. En ja hoor, net als ik na het struikelen over de snoeren bij de eettafel in de keuken gekookt water voor de thee aan het morsen ben, hoor ik op de achtergrond "Erik? Ben je er nog?".
Use case 2020
Ze staarde naar het zwarte gat voor haar. Op het digitale platform had geen enkele student met camera en geluid ingelogd voor de eerste les Programmeren met Arduino. Ze kon kiezen tussen zwarte blokjes of zichzelf, veel te groot in beeld. Ze was dan wel niet de verantwoordelijke docent voor dit vak, maar als moderator was ze er wel bij betrokken. Ze hoopte, dat haar collega snel de Powerpoint zou beginnen, dan was ze af van dat deprimerende zwarte scherm zonder persoonlijk contact. Alleen in de deelnemerslijst ‘zag’ ze de Elektrotechniek-studenten. Hopelijk reageerden ze straks wel in de chat. Haar collega had zich goed voorbereid, wist ze. Een persoonlijke introductie, schermloze opdrachten tijdens de les, af en toe een poll om de stemming te meten. Het uiteindelijke doel van deze lessenserie was eenvoudig: na zes workshops Programmeren met Arduino moesten deze hbo-studenten een robot aan kunnen sturen. Nog steeds niet heel spannend, ware het niet, dat dit nu voor het eerst online zou gebeuren, als voorbeeld van een remote lab, vernieuwend voor de hogeschool waar ze werkte. In een remote lab kunnen studenten op elk moment van de dag, als ze willen zelfs ’s nachts, inloggen en experimenten uitvoeren in een daarvoor ingericht laboratorium.
Hierdoor kunnen veel meer studenten aan bod komen dan wanneer ze in kleinere groepen in een fysiek laboratorium aan het werk zijn. Ook studenten van andere universiteiten zouden de experimenten kunnen uitvoeren. Bovendien kunnen studenten de experimenten veel vaker doen, waardoor deep learning een grotere kans heeft. Deze pilot gaf nog niet alle mogelijkheden daarvoor, maar het zou in de toekomst allemaal kunnen.
Het onderwijsinnovatiedrietal had zich ieder op zijn eigen manier voorbereid om deze innovatie vorm te geven in het huidige onderwijs. Voor haarzelf gold, dat ze maanden geleden begonnen was met een literatuurstudie naar online leren en lesgeven, met specifieke aandacht voor het lesgeven via remote labs. Ze had gebuurt bij andere hogescholen om van hun ervaringen te leren en na een presentatie op een (online) conferentie had ze het idee, dat ze voldoende op de hoogte was om de uitdaging van het opzetten van remote labs in het onderwijs aan te gaan. Als onderwijskundige was haar aandachtsgebied de didaktiek van online lesgeven in remote labs. In een online Teamsvergadering op de maandagochtend had ze haar collega’s bij Elektrotechniek gevraagd wie mogelijkheden zag voor de toepassing van een remote lab in de online lessen van haar of zijn vak.
Wie durfde het aan om voor de studenten een lab-opstelling te bedenken, deze concreet te maken en aan de studenten te vragen om vanachter hun laptop met de lab-opstelling experimenten over het Internet uit te voeren? De meeste antwoorden waren voorspelbaar: te druk met online lessen, geen tijd, zie de meerwaarde er niet van, wat heeft het voor zin. Gelukkig bood een collega met duidelijke ideeën over toekomstig onderwijs aan mee te willen denken.
Deze docent Programmeren met Arduino was blij verrast geweest met de vraag van zijn collega. Hij had wel zin in het bedenken van een remote lab-opstelling voor zijn vak. Hij had thuis nog een klein robotje staan, die de studenten zouden kunnen gaan aansturen. Hoe ze de code moesten schrijven, kon hij in de lessen behandelen. Met de functie goTo en een aantal loops zouden ze een heel eind moeten kunnen komen. Het zou voor hem ook een mooie ervaring zijn met onderwijsinnovatie. Veel practica in deze opleiding waren weliswaar functioneel, maar gebaseerd op ervaringen in het verleden. Nu zouden ze richting de toekomst kunnen kijken. Hij keek uit naar de samenwerking met de collega’s uit verschillende disciplines, dat leerden ze hun studenten tenslotte ook. Hij wilde alleen wel graag, dat het bouwen van de opstelling door iemand anders gebeurde, zodat hij zijn tijd kon stoppen in het voorbereiden en uitvoeren van de lessen. Hij zou eens in de kenniskring van het lectoraat waaraan hij verbonden was, rondvragen of iemand tijd en zin had mee te denken in het opbouwen van een heus remote lab.
De onderzoeker in het lectoraat rondom sensoren en slimme systemen had weliswaar geen ervaring met lesgeven in het hbo, maar hij zag zeer zeker de meerwaarde van het bouwen van remote labs. Met de ervaring die hij zou opdoen met het opbouwen ervan, evenals met het uitproberen van verschillende middelen en materialen zou hij zijn voordeel kunnen doen, zeker wanneer deze ontwikkeling zich doorzette. Zo’n onderwijspilot was aardig, maar het zou nog mooier zijn als ze in de toekomst ook de industrie er bij zouden kunnen betrekken.
En dan is het zover. Vincent studeert Elektrotechniek en vol verwachting zit hij op z’n zolderkamer klaar achter zijn laptop. Het is nu erop of eronder. Zojuist heeft hij nog via Whatsapp met zijn medestudenten uit zijn groep gesproken. Iedereen is online aanwezig, en hij, als ‘teamleader’, gaat de code uploaden, waarmee de robot in het remote lab aangestuurd wordt. Hij is benieuwd wat er gaat gebeuren. Zou de robot hun code voor het geleidende circuit zo gaan uitvoeren, zoals hij en zijn groepsgenoten dat bedacht hadden? Begint de robot op de goede plek, waardoor de aangehaakte pen met geleidende inkt de zelfbedachte patronen zo weergeeft, dat er een circuit ontstaat? Gaat het lampje, dat met een Arduino aan het papier verbonden is, inderdaad aan en weer uit, wanneer de robot over de patronen glijdt? Ze hebben feedback op de code gekregen en alles zou in orde moeten zijn. Via de livestream kan iedereen zometeen zien wat er gaat gebeuren. Vincent heeft goede hoop: ze hebben het zo vaak met elkaar doorgesproken en gecheckt. Spannend is het wel: De docent had de mogelijkheden van ‘printed electronics’ benadrukt, en daar krijgen zij nu een eerste ervaring mee. de Wat een leuke opdracht is dit!
In 10 maanden 10 jaar vooruit
Hoe een gezondheidscrisis misschien wel het beste is dat het hoger onderwijs kon overkomen
Avontuur
Toen ik jaren geleden in het kader van het project 'Tijd voor Sport' werd gevraagd om tien maanden les te gaan geven in het primair onderwijs midden in Amsterdam Zuidoost, aarzelende ik enorm. Zou ik, opgegroeid in een 'wit stuk' van Noord-Holland, mij staande houden in een totaal andere wereld? Gevalletje onbekend maakt onbemind. Naast de constatering dat er behoorlijk wat overeenkomsten waren met de groepen die ik tot dan toe gewend was te begeleiden, bracht het me meer. Ik leerde mijn pedagogische en didactische instrumentarium veel beter kennen, ontwikkelen, afwisselen en inzetten. Bovendien heb ik het er ontzettend naar mijn zin gehad en veel wijze levenslessen geleerd. Zoals echt ‘ja' zeggen, verbinden en wendbaar zijn.
De studiemiddag
‘Bedankt voor je inspirerende bijdrage aan onze studiemiddag, Pieter,’ kreeg ik tot maart vaak te horen als reactie op een teamsessie rondom het thema ict in onderwijs. ‘Dit geeft energie!’ Maar ook: ‘We moeten realistisch zijn, klein beginnen. Eerst een pilot doen met een beperkte groep docenten die echt willen.
Zoeken naar evidence.’ Een reflex die ik begrijp. In het onderwijs moet veel en tijd is schaars. Het raakt ook een onderstroom die gebaseerd lijkt op het ‘oude denken’ over onderwijs, waarin de docent vooral ‘expert voor een groep studenten’ diende te zijn. Autonomie stond gelijk aan een maatje kiezen voor je opdracht.
Onverwachte druk
Dankzij de COVID-crisis moest iedereen noodgedwongen ervaring opdoen met de complete tegenhanger van dat oude beeld: Volledig digitaal en online onderwijs. Anders denken. Uit het voortkabbelen stappen (of sprinten) en wendbaar zijn. Die enorme collectieve ervaring is waarschijnlijk het beste dat het hoger onderwijs kon overkomen.
Zodra het weer mocht stapten docenten en studenten weer mondjesmaat het onderwijsgebouw in. Aarzelend vanwege de coronacrisis, die als een grijze sluier om vrijwel elke beweging in de publieke ruimte hing, maar vooral gretig. De professionele voelsprieten terug in het energetische veld dat docenten zo feilloos kunnen duiden. Maar er was meer. Diverse docenten vertelden mij plots meer druk te voelen voor de daadwerkelijke fysieke ontmoeting op de campus. Niet vanwege gezondheidsredenen of de vraag of zij via alle afgeplakte looproutes nog op tijd bij het toilet zouden komen. Nee, het raakte een andere gevoelige snaar. ‘Waarom laat ik ze nu helemaal hierheen komen? Ik wil niet dat ze straks zeggen: Dit had online ook wel gekund.’ Met een kop koffie in de hand, soms lachend om het achtergrondgeluid van een ronddrentelende peuter of een ietwat luidruchtige bouwvakker op de achtergrond, spraken we vervolgens via onze beeldschermen over deze boeiende zelfreflectie en existentiële vraag.
Lang leve de docent
Goed onderwijs betekent voor mij op het juiste moment het juiste doen. Daarvoor is inzicht nodig in hoe je je onderwijs vormgeeft. Wie heb je voor je? Wat is de bedoeling? Wat is de waarde van je gereedschapskist? Wat heb je in huis aan middelen? Wie wil je zelf zijn?
Studenten komen naar de campus voor onderlinge binding, om samen te werken, maar vooral voor begeleiding, verdieping van de stof en de verbinding die een docent kan leggen met ervaringen uit zijn eigen werkpraktijk en de actualiteiten. De warmte die een docent kan uitstralen. We doen dit samen. Dat vraagt om ontmoeting. Maar echt verbinden en verdiepen gaat nog beter als studenten weten: Ik moet me vooraf (buiten de campus) voorbereiden op die ontmoeting. Ofwel: Waar ligt de ideale mix van leeractiviteiten en -middelen?
Wilt u aan boord blijven, alstublieft
Een ontzettend grote zorg, zeker in de eerste maanden van de coronacrisis. Is iedereen er nog? Komt ‘men’ mee? Toen bibliotheken dicht moesten, had dat veel impact op studenten die thuis echt niet konden studeren. De in het gezin aanwezige laptop moest immers gedeeld worden met meerdere personen. Of er ontstond acute stress omdat bijbaantjes verdwenen en de kamerhuur evengoed betaald moest worden, terwijl er al maximaal geleend werd. Weer anderen kregen geen kans om opa of oma nog een laatste kus op de wang te geven. Verhalen die je keihard met de neus op de feiten drukken. Zo zijn er meer voorbeelden, natuurlijk net zo goed voor docenten en medewerkers die alle ballen tegelijk in de lucht probeerden te houden.
Toch dwingen deze verhalen het onderwijs ook tot essentiële vragen. Hoe houden wij iedereen aan boord? Hoe zien wij iedereen? Hoe erkennen wij hun achtergronden? Een optimale mix aan leeractiviteiten en - middelen zullen deels een antwoord op die vragen bieden. Bovendien draagt een goede inrichting onderwijs bij aan maatschappelijke thema’s als differentiatie, duurzaamheid en inclusie. Sommige deeltijdstudenten floreerden dankzij de rustigere werk, studie en privébalans. De studenten die ‘altijd maar een uur moesten luisteren’, namen de stof veel beter tot zich dankzij vier gerichte flitscolleges. Weer andere studenten durfden zich in asynchrone begeleidingstrajecten zonder beeld gemakkelijker te uiten dan tijdens een face-to-face gesprek.
Lang leve het onderwijs
Het onderwijs is een sector waar ontroerende, vreugdevolle, frustrerende en tegelijkertijd waardevolle ontmoetingen de orde van de dag zijn. Met hardwerkende docenten en medewerkers, die hart hebben voor het opleiden van ‘hun’ studenten.
Toen ik voor mijn ‘avontuur’ in Zuidoost stond voelde dat ongewis en spannend. Ik durfde nog niet te vertrouwen dat ik mij staande zou houden in die nabije toekomst, laat staan er sterker en rijker uit zou kunnen komen. Het vormde, prikkelde en maakte mij scherper in het maken van keuzes. Ik had meer gereedschappen en wist wat ik ermee kon. Het raakt mij dat een deel van de docenten met soortgelijke woorden terugblikt op hun afgelopen tien maanden. De coronacrisis dwong tot nadenken. Waarom doe ik dingen zoals ik ze doe? Hoe sta ik echt in mijn kracht, zodat ik elke student kan zien en ernaar kan handelen? Face-to-face en offline, synchroon en asynchroon, in groepen en individueel, met zeer persoonlijke docentfeedback en van een feedbacksysteem dat draait op kunstmatige intelligentie. Op het juiste moment het juiste doen, voor én samen met de studenten. Durf. Lang leve het (hoger) onderwijs!